Exotische invasie uit het oosten
De Nederlandse onderwaterwereld ziet er heel anders uit dan tweehonderd jaar geleden. Er zijn veel nieuwe soorten – exoten – bijgekomen. De grote scheepvaartroutes in Europa vormen een snelweg voor verspreiding van deze nieuwkomers. Vooral grondels zijn de laatste jaren in Nederland enorm in opmars. Er is weinig tegen te doen, terwijl de hele visstand erdoor wordt beïnvloed.
De vier grondelsoorten die de Nederlandse wateren in hoog tempo veroveren komen van ver. Hun gebied van oorsprong ligt 2400 kilometer verderop, rond de Kaspische en Zwarte Zee. Daar bewonen hun soortgenoten de rivieren, brakke delta’s en zoute kustwateren. Dat gemak van omgaan met zoet en zout water verklaart voor een deel hun succes: ze kunnen zich makkelijk aanpassen aan wisselende omstandigheden. Zelfs in een donkere ballastwatertank van een zeeschip met brak tot zout water kunnen grondels het weken volhouden.
Op die manier zijn enkele grondelsoorten dertig jaar geleden aan een verovering van de wereld begonnen. Eerst doken ze op in het oosten van de Verenigde Staten, door mee te liften met vrachtschepen en olietankers uit de Zwarte Zee. Enkele jaren later, na de opening van het Main-Donau kanaal in 1992, grepen ze de kans richting West-Europa.
Deze nieuwe waterweg bleek niet alleen een efficiënte route voor vrachtschepen, maar ook voor waterleven uit verre streken. Zo kwam er eerst vooral kleiner grut zoals de agressieve Kaspische reuzenvlokreeft, ofwel de killer-shrimp. Deze agressieve exoot heeft de inheemse vlokreeften vrijwel uit de Nederlandse rivieren verdreven. Later volgden schelpdieren als de quaggamossel, een verwante soort van de driehoeksmossel die al twee eeuwen geleden met de scheepvaart uit het oosten is gekomen.
Zwartbekgrondel op zagers
Het duurde iets langer voor de grondels ons land bereikten, maar na 2000 ging het snel. In 2002 werd voor het eerst in Nederland een marmergrondel gemeld, in 2004 de zwartbekgrondel, in 2007 de Kesslers grondel en 2008 de Pontische stroomgrondel. Het valt nog niet mee om ze uit elkaar te houden en een juiste naam te geven. Deze vier invasieve grondels worden zo’n vijftien a twintig centimeter lang en lichaamsvorm en vinnen lijken soms erg op elkaar.
De verspreiding gaat sinds de komst razendsnel. Sommige soorten worden inmiddels vrijwel overal gevangen: in het zoete water, maar zwartbekgrondels pakken ook zagers in het Noordzeekanaal. Sportvissers vangen inmiddels grondels samen met bot, wijting en gul. Ook de andere drie grondelsoorten verdragen licht brak tot zout water.
Die onverschilligheid ten opzichte van zout geldt ook voor temperatuur en zuurstofgehalte. De grondels doen het bij hoge watertemperaturen beter dan inheemse soorten en ze krijgen ook niet zo snel last van zuurstofarm water. Vooral tijdens zeer warme zomers, als het waterpeil daalt en de temperatuur de 25 graden passeert, ervaren veel inheemse vissoorten stress, maar de grondels lijkt het veel minder te deren. (…..)
Artikel verschenen in Beet 6 juni 2016