Hoera voor de diepvriespizza: de wondere wereld van wetenschapsnieuws
In de serie “Worstelende wetjos” leggen vijf wetenschapsjournalisten hun vakgebied onder de loep (zie ook blog #1 en #2). Dit keer: hoe ontstaat wetenschapsnieuws en hoe nieuwswaardig is dat eigenlijk? Over het gemak van embargo’s en doorbraken van een jaar geleden.
Er zijn jaren geweest dat ik aardig kon voorspellen welk wetenschapsnieuws de Nederlandse media ging domineren. Als redacteur was ik geregeld verantwoordelijk voor de korte berichten, dus wist ik de weg in de embargosectie van Eurekalert of de e-alerts van Nature Research journals en Cell Press. Zodra je daarmee klaar bent, dan weet je wat er de komende week op het menu staat qua wetenschapsnieuws. Die bronnen doen namelijk de voorselectie en reiken persberichten, publicaties, contactgegevens en beeldmateriaal aan. Nieuwsredacties krijgen zo tijd om quotes te halen en een artikel te produceren. Het bericht staat klaar en kan online zodra het embargo verloopt.
Sinds de komst van Twitter is dat voor iedereen duidelijk. Als je meerdere twitteraccounts volgt met onderzoekfocus, kun je zien hoe de grote journals soms het wereldwijde wetenschapsnieuws tot op de minuut synchroniseren. Bijvoorbeeld op 22 februari, toen een embargo verliep op een Science publicatie, en tientallen sites en uitgaven, van The New York Times tot Trouw aandacht besteedden aan Neanderthalerkunst. Of op vier april, toen een embargo verliep op een Nature publicatie, en nog veel meer media van De Volkskrant tot The Atlantic het nieuws brachten over de ontdekking van duizenden zwarte gaten.
Embargo-discipline
Social media laat zien dat wetenschapsnieuws voor een flink deel wordt gebaseerd op nieuwe publicaties van enkele high impact journals, met een systeem van embargo’s. Die embargo’s worden tamelijk streng gehandhaafd, op straffe van uitsluiting van de nieuwsstroom. Dreiging creëert discipline, dus elke redactie kan rustig z’n werk doen zonder de vrees om gescoopt te worden.
De markt voor wetenschapsnieuws is kortom goed gereguleerd en iedereen in medialand lijkt er gelukkig mee, maar welbeschouwd is het nogal vreemd. Ik bedoel: hoe kan het dat nota bene journalisten een inzicht van zes maanden of ouder systematisch ‘nieuws’ noemen, en het enthousiast beschrijven alsof het gisteren is ontdekt?
250 dagen tot publicatie
Jean Monlong heeft interessante statistiek bedreven met gegevens over het publicatieproces van voornamelijk moleculair biologische journals. Hij analyseerde de tijd die verstrijkt tussen indienen, acceptatie en publicatie van een manuscript. Bij Nature is de mediane tijdsduur tot acceptatie bijvoorbeeld 175 dagen, en 210 dagen tot publicatie. Voor het gemak laten we de tijd buiten beschouwing tussen het doen van de laatste experimenten of analyses, en het afronden van het manuscript – ook daar gaan weken, zo niet maanden mee heen.
Nature Biotechnology is in bovenstaande grafiek het traagst met een mediaan van 200 dagen tot acceptatie en 250 dagen tot publicatie. Hoe dat in detail werkt is mooi te zien bij een publicatie begin dit jaar over een menselijke genoomkaart, gemaakt met een handzaam formaat sequenser, de MinION. Dat apparaatje spreekt enorm tot de verbeelding en dit onderzoek haalde tamelijk breed het nieuws in binnen– en buitenland.
Pizzafeestjes
Maar hoe nieuw was deze ontdekking eigenlijk? De eerste dna-datasets van het project kwamen online in december 2016. Het manuscript werd op 20 april 2017 ingediend, en op dezelfde dag geplaatst op preprintserver biorxiv.org. Publicatie in Nature Biotechnology volgde na een redactionele zwangerschap van negen maanden op 29 januari 2018. Toen werd de ontwikkeling vers en heet van de naald voor een breder publiek wereldkundig gemaakt: doorbraak! Publieksmedia vierden het geregisseerde afbakmoment van een pizza die al een klein jaar in de vriezer lag.
Zulke pizzafeestjes vormen de regel en ze werken prima, maar toch zijn er genoeg redenen om ontevreden te zijn.
Ten eerste zijn publieksmedia vergroeid geraakt met de nieuwsstroom van een handvol journals, zoals Science, Nature, Cell en PNAS. Maar er zijn nog zo’n 25.000 andere titels en iedere week zien wereldwijd tienduizenden wetenschappelijke papers en boekhoofdstukken het licht (een grove schatting gebaseerd op 2,3 miljoen Science & Engineering publicaties in 2016). Een bredere blik kan echt geen kwaad; dat kan het aanbod van wetenschapsnieuws alleen maar interessanter maken. Los daarvan is het ook niet verstandig als redacties hun nieuwsselectie uitbesteden aan enkele partijen die er overduidelijk belang bij hebben dat hun naam zoveel mogelijk wordt genoemd.
Preprints als nieuwsbron
Ten tweede bevatten berichten op basis van wetenschappelijke publicaties per definitie oud nieuws. Dat is geen ramp, maar door daar niks over te zeggen, wordt het publiek wel op het verkeerde been gezet over hoe wetenschap werkt. De publicatie staat maanden- en mijlenver af van het tijdstip van het eerste inzicht. De ‘ontdekking’ is allang gedeeld op wetenschappelijke conferenties, of via online fora. De wetenschap is inmiddels alweer een paar stappen verder.
Tot slot wordt er over de houdbaarheid en toekomst van de wetenschappelijke publicatie volop gediscussieerd. Het systeem van offline peerreview en publiceren is tergend traag, en er zijn steeds meer onderzoekers die ervoor kiezen om hun paper gelijk online te delen op een preprint-server, voordat het naar een journal gaat voor publicatie. Die stap versnelt de verspreiding van kennis en het ophalen van feedback. Op zo’n online preprint-platform kan iedereen meelezen, ook journalisten. Dit zijn de nieuwe mijnen van vers wetenschapsnieuws.
Gevestigde belangen
Het interessante is dat de grote uitgevers zich hiertegen verzetten; ze hebben liever niet dat onderzoekers met media praten over een preprint-paper die nog in hun uitgave gaat verschijnen. “Can you talk to reporters about your preprint? The answer is “no” for some high-impact journals that promote papers to the media.” Wat eens te meer illustreert dat gevestigde belangen en routines het mainstream wetenschapsnieuws mede bepalen.
Een flink deel van het wetenschapsnieuws zit nog vastgeklonken aan traditionele journals, die inmiddels links en rechts worden ingehaald door nieuw titels en snellere publicatievormen. Het is tijd dat de wetenschapsjournalistiek z’n bakens gaat verzetten. Vroeger kon je met de embargokalender aan de muur op het wetenschapsnieuws wachten. Vandaag staat de doorbraak al online, die pas over een half jaar in de krant mag.
Over deze blogserie:
In de serie Worstelende Wetjo’s leggen vijf wetenschapsjournalisten – Jop de Vrieze, Enith Vlooswijk, Arno van ‘t Hoog, Hidde Boersma en Krijn Soeteman – de komende maanden hun vakgebied onder de loep. Hoe kiezen en benaderen we onze onderwerpen? Is de Nederlandse wetenschapsjournalistiek wel kritisch genoeg? Is er voldoende oog voor machtsverhoudingen achter het wetenschapsnieuws en hoe geven we de lezer een waarheidsgetrouw beeld van de werkelijkheid? Wat is onze verantwoordelijkheid in de huidige maatschappij? De vraag stellen, hopen de auteurs, is een eerste stap richting een antwoord.
Eerdere blogs:
# 1 Voorbij de feiten: hoe doeltreffend is de factcheck? – Over rassenleerdiscussies en roze olifanten