BlogOpinie

Topsectoren: experiment zonder precedent

Bloedarmoede bij NL bedrijven

Misschien gaat tijdens de formatie het wetenschapsbeleid revolutionair op de schop. Daarna zal er nog meer op innovatie worden gestuurd. Terwijl nu al veel organisaties sceptisch zijn over de gehoopte opbrengst van het topsectorenbeleid. Een overzicht.

 

De uitslag van de verkiezingen gaat waarschijnlijk geen extra geld opleveren voor de wetenschap. De programma’s van VVD en PvdA lijken wat dat betreft teveel op elkaar – qua bescheiden ambitie. Het is in lijn met de voorbije jaren, zie m’n eerdere post.

Op het gebied van beleid, financiering en sturing is er wel sprake van een heuse cliffhanger. Voorman van werkgeversorganisatie VNO-NCW Bernard Wientjes gaf aan het begin van het academisch jaar aan dat wat hem betreft het ministerie van OCW z’n W van de gevel schroeft en aan EL&I overdraagt. Wetenschap en innovatie moeten volgens Wientjes vergaand worden geïntegreerd. Het ministerie van OC richt zich dan in het vervolg op jeugdonderwijs.

Dit plan is meer dan zomaar een proefballon. Het zou heel goed kunnen dat zo’n besluit aan het slot van de formatie valt, als wisselgeld in de verdeling van ministersposten. In het verleden was het er al bijna van gekomen. De Jonge Akademie reageerde op het voorstel met de constatering dat Wientjes’ economisch-instrumentele visie op wetenschap en innovatie wetenschappers degradeert tot dienstmaagden van bedrijven.

K3: Kennis, Kunde, Kassa

Mocht dit plan doorgaan, dan is het de razendsnelle voltooiing van de economisering van het Nederlandse onderzoek, een proces dat anderhalf jaar geleden is begonnen met de koerswijziging van het hoger onderwijs en het nieuwe topsectorenbeleid. Het streven daarin laat zich in een moderne slogan vastleggen: van kennis, naar kunde, naar kassa. Die visie beschrijft de relatie wetenschappelijk onderzoek en innovatie letterlijk als een pijplijn, een lineaire relatie.

Deze visie wordt al in de praktijk gebracht met het aanwijzen van 9 topsectoren. Daarin werken bedrijven en onderzoekers samen binnen bepaalde onderzoeksthema’s. Tot 2016 zal een steeds groter deel van het budget van NWO en KNAW daar naartoe vloeien. Het betekent dat er voor onderzoeksvelden buiten de topsectoren veel minder geld beschikbaar zal zijn.

De verlegging van geldstromen komt bovenop structurele bezuinigingen. Volgens de VSNU betekenen die alleen al een verlies van 5000 arbeidsplaatsen in het onderzoek aan universiteiten. Dat zullen vooral AIO’s zijn, de werkpaarden aan de basis en de toekomstige generatie wetenschappers. Het heeft waarschijnlijk ook gevolgen voor de kwaliteit van het academisch onderwijs, vooral in vakgebieden die geen ‘topsectorprofiel’ hebben.

Doeltreffendheid onduidelijk

Een belangrijke vraag is of ‘kennis-kunde-kassa’ naast beleidsmetafoor ook een beschrijving geeft van de werkelijkheid: of sturing door de overheid op specifieke stimuleringsgebieden extra rendement oplevert in de vorm van bijvoorbeeld innovatie-output, economische groei, etc.

Volgens de Algemene Rekenkamer is dat idee door gebrek aan informatie eigenlijk niet goed te toetsen:

“In meeste evaluaties ontbreekt essentiële informatie voor beoordeling doeltreffendheid en doelmatigheid van uitgaven innovatiebeleid. Zo geven de meeste evaluaties nauwelijks inzicht in de doeltreffendheid van de regeling of het instrument: de vergroting van het innovatieve vermogen.” Rapport Innovatiebeleid 28-9-2011

Het Rathenau Instituut bouwt hierop voort met een historische analyse.Een van de hoofdconclusies luidt dat het leervermogen van de overheid op het gebied van innovatiebeleid ernstig tekortschiet. En dat men desondanks een aan religie grenzend vertrouwen in innovatiebeleid heeft.

‘Coördinatiebeleid is deels symboolpolitiek (…). Dat betekent dat er rond het coördinatie-instrumentarium bovenmatige verwachtingen bestaan. Het zou de innovatieparadox moeten opheffen, het innovatieve vermogen van het bedrijfsleven verhogen en de economie uit het slop trekken. Nu blijken coördinatieorganen vaak wel in staat om kennis te ontwikkelen, onderzoekers op te leiden en nieuwe netwerken te vormen. Evaluaties tonen echter steeds dat de benutting van de kennis in termen van gerealiseerde innovaties mager is. En daar ging het de politici en de beleidsmakers nu juist om.’ Onderzoekscoördinatie in de gouden driehoek, 2-7-2012, p37

Beloning onderzoekers

De Europese Commissie is een beleidsevaluatie ook kritisch over het gebrek aan inzicht in de doeltreffendheid van het topsectorenbeleid en de daarbij horende risico’s.

‘Daarnaast kan het negeren van fundamenteel onderzoek en het bevorderen van toegepast onderzoek op lange termijn de groeivooruitzichten van de economie schaden. Wat dat betreft is het zorgwekkend dat de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in het kader van de “topsector”-aanpak een aanzienlijk deel van de middelen voor fundamenteel onderzoek heeft bestemd voor toegepaste doeleinden.’   Werkdocument van de diensten van de commissie, 30-5-2012, p23 pdf

De OECD vraagt zich onder meer af wat de beloning is voor universiteitsonderzoekers, die meewerken in innovatief onderzoek. In het kader van de beeldspraak van de dienstmaagd hierboven, een scherpe observatie.

‘The government is entering an agreement with universities to foster research being brought to the market. However, university staff have little economic incentive for these activities as they often neither enjoy higher salaries nor share patents rights.’   OECD Economic Surveys Netherlands 13-6-2012, p28

Lagere ambitielat

TNO en het Den Haag Centrum voor Strategische Studies kwamen dit jaar ook met een beschouwing op het topsectorenbeleid, en stellen vooral de vraag of de topsectoren toekomstbestendig zijn in een wereld die zo snel verandert. Verder wordt er gewezen op een algemeen gebrek aan investeringen in onderzoek.

‘De ambitielat voor de Nederlandse kenniseconomie wordt met een R&D-intensiteit van 2,5% van het bruto binnenlands product in 2020 zelfs lager gelegd dan de oorspronkelijke en ook nu nog geldende Lissabon-doelstelling van 3%.’  Staat van Nederland Innovatieland 8-6-2012, p204

Een opvallende grafiek in dit rapport geeft aan hoeveel Nederlandse bedrijven in R&D investeren. Die investering daalt al jaren, en hij daalde al ver voor de crisis.

Going down. R&D intensiteit van Nederlandse bedrijven

 

Grafiek R&D Intensiteit bedrijven (Staat van Nederland Innovatieland 2012, p54)

Veel meer R&D inspanning zit aan de universiteiten, hogescholen en academisch medische centra.

R&D intensiteit hoger onderwijs naar land
Going up: R&D Intensiteit in Hoger onderwijs

 

 

Grafiek R&D Intensiteit Hoger onderwijs (Staat van Nederland Innovatieland 2012, p55)

Deze twee grafieken illustreren treffend het probleem waarvoor de Nederlandse wetenschap – met name het vrije, fundamentele onderzoek – offers moet brengen. Het heeft veel weg van een grootschalige bloedtransfusie tegen de R&D-armoede in het Nederlandse bedrijfsleven. Een behandeling waarvan uiterst onzeker is of die het gehoopte resultaat zal opleveren.

De risico’s en negatieve effecten zijn al wel in grote lijnen duidelijk. De Nederlandse wetenschap staat aan de vooravond van een experiment zonder precedent.

Bij research voor dit artikel heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de voortreffelijke verslaggeving over wetenschap en hoger onderwijs van Scienceguide.

Dit is een vervolg op Tien jaar praten en bezuinigen op wetenschap.

Update 17-9-2012: Opiniestuk over topsectoren in Volkskrant van Anna Grebensjikova